De kroning en de koninklijke plichten - Gilde Sint Anthonius en Sint Barbara

Ga naar de inhoud

Zodra bekend is wie de koning is, gaat de gildeoverheid in beraad over de vraag of de gelukkige schutter de komende vier jaar in staat wordt geacht het koningschap en de daarbij horende representatieve taken te vervullen. De laatste vijftig jaar is het niet voorgekomen, dat iemand geen koning kon worden. Het is wèl voorgekomen, dat een koning niet in staat was om een schild te schenken, maar dat werd toen opgelost doordat de gildebroeders gezamenlijk de kosten van het koningsschild hebben betaald.
Na het beraad begint het kroningsceremonieel. Dat begint met het handen wassen, ten teken van reinheid: “Den Koning Rein Onschendbaar”. Hierna wordt het koningszilver omgehangen door de hoofdman, die daarbij de woorden uitspreekt: “Belooft gij het zilver met ere te dragen en zorgvuldig te bewaren, en het te zijner tijd wederom aan de hoofdman over te dragen en verder al hetgeen te doen, wat van een koning volgens de privilegebrief verwacht wordt?” De koning zal bevestigend antwoorden, waarop de hoofdman vervolgt: “Dan verklaar ik hiermede (naam van de koning) officieel tot koning van het Gilde Sint-Anthonius en Sint-Barbara en dat hij over het vaandel mag gaan.” De vaandrig spreidt het vaandel voor de voeten van de nieuwe koning en deze gaat hier overheen. Over het vaandel gaan is alleen toegestaan aan de koning van het gilde, aan de koning of koningin van Nederland en aan een nieuw benoemde gildeheer.

Wie nu koning schiet is dit dus voor vier jaar. Volgens de regels heeft hij zeggenschap, maar in de praktijk wordt de koning aangestuurd door de overheid, het gildebestuur. Het koningschap is daardoor een ceremoniële functie. De koning draagt de naam van het gilde uit. Zonder de koning mag het gilde niet naar buiten treden, tenzij er zwaarwegende redenen voor zijn afwezigheid zijn.
Volgens de Caert is de koning in hoogsteigen persoon “gehouden, eer hij ’t zilver zal mogen aanvaarden, daarvoor te stellen een goede sufficiënten cautie (= toereikende borgtocht) en borge ’t zilver wel te bewaren en wederom te leveren aan den Hoofdman en Dekenen.” De praktijk is inmiddels dat er geen borgsom betaald hoeft te worden en dat het bewaren en het onderhoud van het zilver is uitbesteed aan een der gildebroeders.
De koning heeft de plicht het gilde een zilveren plaat schenken, waarop zijn naam staat en hij moet de gildebroeders een vat bier schenken; deze tweede plicht wordt tegenwoordig door de hoge prijs van een vat bier wat vrijer geïnterpreteerd. Gedurende zijn koningschap hoeft de koning tijdens de teerdagen voor zijn verteer niet te betalen.

(c) 2011-2024 Gilde Sint Anthonius en Sint Barbara / Mari van Oorschot
Terug naar de inhoud