Tekst Caert - Gilde Sint Anthonius en Sint Barbara

Ga naar de inhoud

(Transscriptie van de oorspronkelijke Caert uit 1614 door drs. W.H.Th. Knippenberg)

Reglement Gilde St. Anthonis en St. Barbara

Wij Hendrik Grave tot den Bergh, vrijheer tot Hedel en Bautursum, heer tot St. Stephansweerd, Spalbeck, Autherlaar, St. Michiels-Gestel, enz.
Koningl. Maijt tot Spanje, en der Aartshertogen van Oostenrijk, Hertogen in Brabandt
, Krijgsraad, enz.

Doen kondt eenen iegelijken, dat alzoo onze goede lieden ingezetenen gildebroederen en schutterij van den voetboge, van den heiligen Maarschalk St. ANTHONI en van de heilige maagd St. BARBARA binnen onze heerlijkheid van St. Michiels-Gestel en Herlaer, ons te kennen gegeven hebben dat hun voorouderen en zij na opgerigt hebben gehad een gilde en broederschap dat af hen die Charten dier tijd bij den Heer van Gestel en Herlaer verleent, bij deze troebele tijden en inlandsche oorlogen waren afhandig gemaakt en dat zij wederom hadden zekere Ordinantien, punten en artikelen, hier navolgende:

Artikel 1

Tot naleving en onderhoud der voorzeide Gilde en Broederschap, is geordineert, dat de Koning, de Vaandrig, de vier Dekenen en gemeene Gildebroederen op den dag van de heilige maagd St. BARBARA eendrechtelijck zullen kiezen eenen hoofdman, die zij ook eendrechtelijck wederom zullen mogen afzetten, welken Hoofdman die gemeenen Gildebroeders in doen, laten en onderhouden der nabeschreven artikelen zullen moeten gehoorzaam wezen en dat men dien dag van de voorzeide vier Dekenen twee van de oudsten zal afzetten, twee nieuwe in de plaats stellen, die twee jaren zullen moeten dienen, welke afgaande dekenen, met de twee aanblijvenden gehouden zullen zijn op den dag van den heiligen maarschalk St. ANTHONIS in tegenwoordigheid van de gemeenen Gildebroederen, van alle hunnen ontvangt, administratie en onderweinde bij hen gehad gedurende hunne dekenschap, te doen goede wigtige legale, rekening bewijs en reliqua.

Artikel 2

Dat ook niemand in de Gilde of Broederschap ontvangen zal worden dan met Consent en believen van Hoofdman, Koning en Dekenen, en zoo iemand van de broederzal begeeren te gaan, ‘t zelve zal mogen doen, maar op geenen anderen dag in het jaar, dan alleen op St. Anthonisdag en alsdan voor zijnen uitgang gehouden zal wezen te geven, tot behoefte des voorzeide St. Anthoniseen wasse kaars een half pond zwaar, en alsnog tot behoeve van voorzeide Gildebroederschap twintig stuivers. En dat niemand voor Gildebroeder zal worden ontvangen, staande onder andere Gildebroederschap, ten ware eerst blijke, dat dezelve daaruit gescheiden, die geregtigheid voldaan, en met hem eerlijken en vromelijken gedragen hadde na behooren.

Artikel 3

Dat ook een iegelijk van Gildebroeders gehouden zal zijn te hebben eenen stalen voetboge met een half dozijn bouten hem eigen toebehoorende.

Artikel 4

Zullen die voorzeide Gildebroeders na gewoonten ’s
jaars hebben vier teerdagen, den eenen op den dag van de heilige maagd St. BARBARA, den anderen op den heiligen Sacramentsdag, den derden op den dag als men de Papegaai of den vogel zal geschoten hebben, en den vierden 's anderen daags daarna.

Artikel 5

Zoo iemand van die Gildbroeders nalatig b1even en die voorzeide teerdagen niet kwamen teeren, denzelve zal verbeuren telken reize half zoo veel als een van de Gildebroeders op denzelfden dag verteerd zal hebben, en hetzelfde te stellen tot behoefte van de gemeene Gildbroeders, ten ware dat men door krankheid of ander wettige oorzaak ware verhinderd geworden.

Artikel 6

Is geordineerd dat men na gelegenheid des feest jaarlijks eens zal schieten den Papegaai of vogel op zulken dag, als door den voorzegden Hoofdman, Koning en Dekenen geordineerd zal worden. Edoch dat geen schieten zal geschieden, zonder zulks te hebben te kennen gegeven aan den Heer of zijnen Officier.

Artikel 7

Den Papegaai of vogel ter lugt gerigt zijnde, zal niemand na denzelven Papegaai mogen schieten geen Gildebroeder wezende, op boete (peene) bij denzelve te verbeuren van elk schot een pond payements, tot behoeve van voorzeide altaars en een gehele tonne biers tot behoeve der Gildebroederen.

Artikel 8

Dat niemand hem zal mogen absenteren, als men gekomen zal zijn bij de boom om te schieten zonder voorgaande verlof en Consent van den Hoofdman of Dekenen, op peene van een halve ton bier.

Artikel 9

Dat in 't opwaarts schieten de Heer van Herlaer of zijnen Officier en kastelein, ten tijde wezende, zal doen den eersten schoot, daarna den Koning en daarna de gemeene Gildebroeders, en dat hem een iegelijk in het schieten zal houden op een zijde, om geen perijkel (gevaar) te hebben van bouten of pijlen, of zoo iemand daarvan eenig ongemak gebeurde, dat denzelve geen berigt daarvan hebben zal.

Artikel 10

Zoo wie den Papegaai zal afschieten, rijk of arm, denzelven zal gehouden zijn eer hij ‘t zilver zal
mogen aanvaarden, daarvoor te stellen goede sufficienten cautie (toereikende borgtocht) en borge, 't zilver wel te been wederom te leveren aan den Hoofdman en Dekenen.

Artikel 11

Zoo iemand van de Gildebroeders buiten de heerlijkheid
van Gestel wonende, den Papegaai of vogel afschoot, dat denzelven het voorzeide zilver ter heerlijkheid niet zal mogen dragen maar hetzelve zal moeten laten in handen van Hoofdman en Dekenen, en zoo, wie die Gildebroeders den Papegaai afschiet, zal gehouden zijn aan 't zilver te hangen, een zilveren schilt, waard zijnde twaalf stuivers ‘t zijnder eeren, en zal diezelve Koning, des anderen daags na den schietdag gehouden wezen, den gemeenen gildbroeders te schenken een goede tonne biers, en als men 's morgens na gewoonten den Koning zal uithalen op den schietdag, zal hij zijn beleefd alsdan toonen, na zijner gelieve en discretion dan zal denzelven Koning met zijne Koninginne datzelve jaar op alle teerdagen vrij wezen, zonder eenige maaltijden te durven betalen.

Artikel 12

Of gebeurde dat iemand van de Gildebroeders den Papegaai driemaal het een jaar na het andere afschoot, meenende daarmede het voorzeide zilver gewonnen te hebben, is bij den Hoofdman, Dekenen en gemeene Gildebroeders besloten en geordineerd, dat het zilver in zulk geval niet gewonnen zal zijn, maar blijven zal tot behoefte van voorzeide Gildebroeders en zal zulken Koning genoemd worden Keizer, en zal alle die dagen zijns levens met zijn huisvrouw op alle teerdagen vrij wezen, zonder iets te verteren, dan zal nog zulken Koning of Keizer gehouden wezen, boven die voorzeide drie zilveren schilden, die hij aan den papegaai gehangen zal hebben, daaraan te hangen nog een zilveren schild, waard zijnde niet minder dan een halven Rijksdaalder.

Artikel 13

Zullen die voorzeide Gildebroeders gehouden wezen op de heiligen Sacramentsdag op den dag van de heilige maagd St. BARBARA, op den dag van den heiligen maarschalk St. ANTHONIS, en des anderen daags als men den Papegaai geschoten zal hebben, te komen ter kerke en aldaar devotelijk de Mis te horen en te bidden voor alle broeders en zusters die van de Gilde gestorven zijn, en bij elken Gildebroeder telken dage op den altaar, van de voorzeide Maarschalk St. ANTHONIS en de heilige maagd St. BARBARA te offeren een oort stuivers, tot behoefte van de voorzeide Altaren, en des anderen daags als men geschoten zal hebben, te laten doen op den voorschreven altaar, een zielmisse voor alle broeders en zusters, gestorven zijnde in de Gilde, alwaar elk van die Gildebroeders zal gezijn te compareeren, op de verbeurte van zes stuivers, tot behoefte van voorschreven altaars.

Artikel 14

Zoo enig Gildebroeder of zuster geraakte te sterven van de pest, gave Gods of anderzinds, dat die vier Dekenen ten tijde wezende, gehouden zullen zijn, al zulke doode ligchamen te begraven, behoudelijk dat die schrobbers die personen van de pest gestorven zijnde, drie schreden buitenshuis zullen brengen in een goede sterke kist, daaraf die vier Dekenen zullen hebben, van elken persoon veertien stuivers, behoudelijk dat die naaste vrienden van den dooden, hetzelfde den Dekenen zullen adverteeren, en of die Dekenen hierin onwillig blijven zal elk van hen fallirende verbeuren vier Gulden tot behoefte der Gildebroeders, en dat zoo dik en menifwerf zij in zulke fout bevonden worden.

Artikel 15

Zoo enige van de Gildebroeders of zusters geraakte te sterven, dezelve zullen voor haar dood, schuld hebben te betalen, tot behoefte der voorzeide Altaars, één pond was of tien stuivers daarvoor.

Artikel 16

Of onder die Gildebroeders op eenige teerdagen, of op eenige andere vergadering eenige twisten gerezen en die Hoofdman, Koning en Dekenen, het twisten verboden en niet op hielden, zullen al zulke personen staan tot correctie van de voorzeide Hoofdman en Dekenen, en zoo iemand van die Gildebroeders den een den anderen heeten liegen, zullen verbeuren vier vaten biers, en die den een den anderen sloeg, hetzij met vuisten, stoel, pot of glas, of zoo iemand zijn mes in gramschap op een anderen uittrok, dezelve zal verbeuren een half tonne biers, tot behoefte van de Gildebroeders.

Artikel 17

Zoo iemand van de Gildebroeders in het krakeelen, gekwetst en gebloed zal worden, dat diegene zulks gedaan zal hebben verbeurd zoo veel, als bij den Hoofdman, Koning en Dekenen geordineerd zal worden ten minste zes Gulden, en ten hoogsten tien Gulden, tot behoefte van voorzeide Gildebroeders en zal zulken delinquent (boosdoener) alsnog gehouden wezen tot behoefte van voorzeide Altaar te geven een wasse kaarse een pond zwaar, zonder dat den heer van Herlaer eenige keuren of bruiken daarvan zal hebben mits denzelve in verleden tijden daaraf ook niet geprofiteerd heeft. Maar zo eenige van die Gildebroeders de een den anderen leemden of alzoo kwetste, dat eenige van zulke kwetsuren van levende lijve ter dood kwamen, dat al zulke delinquenten zullen staan tot correctie van den voorzeide onze genadigen Heere van Herlaer.

Artikel 18

Of gebeurde dat die gemeene Gildebroeders om eenige oorzaken, die broederschap aangaande, zich moeten vergaderen, en zal genoden worde tot eenen zekeren gelegen dag, dat diegene van de Gildebroeders alsdaar ten zelven dage niet compareerende (verschijnende), zullen verbeuren die Hoofdman, Koning, Dekenen en Vaandrig elk van hen tien stuivers en elk van die Gildebroeders zes stuivers tot behoefte der Gilde, ten ware dat iemand door krankheid of andere oorzaak ware verhinderd geworden. In dien verstande dat geen vergadering mogen geschieden, zonder dat zulks eerst den Heer of zijnen Officier te hebben te kennen gegeven.

Artikel 19

Zoo iemand van de Gildebroeders of zusters bruidegom worden en trouwden, dezulken zullen gehouden wezen de Gildebroeders te schenken een goede halve tonne biers.

Artikel 20

Zoo iemand van de Gildebroeders ‘t
waar diezelve binnen deze heerlijkheid of daarbuiten waren wonende, geraakte te trouwen of kwamen tot den priesterlijken staat, en hielden alzoo bruiloften, eerste misse of geldkramen, dat alle die Gildebroeders gehouden zullen wezen, al zulke bruidegoms, indien hem belieft, eerlijk bij te staan en te volgen op zijn bruiloft, eerste misse of krame, binnen dorps of een wijle buiten dorps, en aldaar op zijnen eerdag bij elken van de Gildete offeren zooveel als bij den Hoofdman, Dekenen en de Koning geordineerd zal worden, en niet min, welken bruidegom, priester of Craamhelder testond na de maaltijd gehouden zal wezen den Gildebroeders te schenken een goede tonne bier, daar of ter plaatse daar het den Gildebroeders gelieve zal, en op peene van de Gildebroeders, die tot zulken bruiloften, eerst misse of kramen niet compareerden, zal elk van hen verbeuren tien stuivers, ten behoeve der Gilde.

Artikel 21

Zoo eenige van de Gildebroeders buiten deze heerlijkwonende, kwamen binnen deze heerlijkheid op die schietdagen of teerdagen, dat dezulke alsdan, vrij en frank alsdan mogen passeren en repasseren zonder gearresteerd of gemolesteerd te worden van iemand, ten waar bij denzulken eenige leelijke delicten (misdrijven, euveldaden) of miszufen gecommiteerd waren.

Artikel 22

Dat niemand van de Gildebroeders als men teerdagen houden zal of bier drinkt, zal mogen medebrengen ter maaltijd, of na de maaltijd, of in die vergaderingen van de Gildebroeders, eenige andere vreemde personen, niet zijnde noch begeerende te komen in die voorzeide broederschap, zonder voorafgaande verlof en Consent van den Hoofdman of Dekenen, op de verbeurte van de opperste kleed, of twaalf stuivers daarvoor, zoo menigwerf zulks zal bevonden worden, maar dat zulke personen bij Consent gekomen zijnde, zal mogen eens, twee of driemaal staande drinken, en alsdan vreijelijk passeeren en uitgaan alles om te verhoeden den twist en tweedragt die hierdoor zoude mogen oprijzen.

Artikel 23

Dat alle die Gildebroeders zullen moeten zoo in het eten als drinken ten tijden voorzeid, eerlijk en manierlijk leven, zonder te gebruiken, eenige notable gulzigheid, ongeschikten anderzints, hetzij kwame namen malkander te geven, of de een den anderen iet te verwijten tot schandaal van voorzeide Gildebroederschap dezulke zal ook staan tot correctie van den Hoofdman of Dekenen voorzeid, en of iemand door gulzigheid binnen of buiten huis der vergadering, bij overgeven of storten van spijs of drank wordt bevonden, denzulken zal telkenmale verbeuren twee vanen biers, tot behoefte der Gilde voorzeid.

Artikel 24

Of in toekomende tijden eenige Gildebroeders wederspannig, onwillig of rebel (oproer maakt) vielen deze punten te onderhouden, de zulken zullen ten alle tijden moeten te vreden wezen, als hen bij den Hoofdman, Koning en Dekenen wordt geboden uit de broederschap te gaan, en dat zij als dan zullen mogen daaruit scheiden met een negemanneken eens (is ongeveer dertig cent).

Artikel 25

Den Hoofdman en Dekenen zullen gehouden zijn deze ordonnantien voor alle die Gildebroeders alle jaar ten minste eens op te doen lezen, opdat hen een iegelijk mag wachten van breuken, bij peene te verbeuren, bij elken Deken tien stuivers tot behoefte der Gilde voorschreven.

En alzoo ons, die voorzeide onze Ingezetenen ootgebeden, dat ons gelieve wilde, henlieden deze voorzeide punten en artikelen te vergunnen, en te verleenen, om zoo voortaan onder henlieden onderhouden te worden.

Zoo is dat wij ons daarop, wel geinformeerd hebbende en begeerende dat onder de voorschreven onze ingezetenen vriend en broederschap onderhouden worden, dezelve hebben geconfirmeerd (bekrachtigd) en geapprobeerd (goedgekeurd), Confirmeerden dezelve hiermede en in kracht dezes. Gevende den voorzeide Hoofdman en Dekenen nu wezende of die namaals wezen zullen volkomende magt en geheele authoriteit, dat zij de voorzeide Gildebroeders, alle die voorzeide punten en artikelen zullen doen en bevelen te onderhouden, op de peene daarin begrepen, ook te mogen doen uit panden en executeeren, authoriseren tot dien einde, onze diener van Justitie, vorster van onze heerlijkheid, om die voorzeide Hoofdman en Dekenen, des noods zijnde te assisteeren, en die panden gereedelijk en met ter daad te mogen verkopen, onder conditie
dat den geexecuteerden zijne panden binnen drie dagen indien hem belieft zal mogen lossen. Reserueerende te onswaarts de authoriteit van deze tegenwoordige ordonnancy te mogen meer en minderen, en ook uit te leggen die donkerheden die daarin zouden mogen bevonden worden, want onze intentie zeer geliefde zulks is. Zoo hebben wij als Heer van Herlaer en St. Michielsgestel deze met onze eigene hand onderteekend en ons zegel laten daaraan hangen.
Gegeven binnen onze heerlijkheid St. Stephansweerd in het jaar Christus Zestienhonderd veertien, den qq (15) Juni.

(w.g!) Henrich graff zu den Bergh.


(c) 2011-2022 Gilde Sint Anthonius en Sint Barbara / Mari van Oorschot
Terug naar de inhoud